15 juli 2014

Uitstapje ziekenhuis op zaterdagavond

Het is half vijf. Ik sta in de keuken en snijd met ons scherpste mes de kipfilet in stukjes. We eten wraps. Ik heb ze al gebakken, dus ik hoef alleen nog de vulling te bereiden. Vanuit de kamer hoor ik B, "ik hoor S hard huilen". De opmerking wekt geen verbazing. De meiden huilen vaak en B hoort alles. De meiden spelen samen buiten met een bal. Vanuit de keuken hoor ik nog niks. Rustig loop ik naar de kamer om te horen hoe serieus het is. Ik hoor haar huilen en zie ondertussen E naar onze voordeur rennen met een geschrokken gezicht. Ze komt me halen.

Ik loop met E mee richting de straat en kijk opzij. Drie huizen verderop ligt S. Het ziet er niet goed uit. Ze ligt op plat op haar rug, haar hoofd nog op de grond. Ze huilt, nee krijst om E. "Ik kan niet opstaaan" gilt ze erbij. Ik schrik en zet het gauw op een loopje. Snel kniel ik bij haar neer. E blijkt S op haar rug gerold te hebben omdat het niet lukte op te staan. "Waar doet het zeer?" Ze wijst naar haar rechterarm. Ik zie het direct, die ziet er niet zo recht meer uit. Er zit een hoek die er niet hoort te zitten. Voorzichtig help ik haar omhoog. Zodra haar knie in beeld komt schrikt ze zelf. Een schaafwondje laat wat bloed zien. "Ik heb bloehoehoed!" Van haar arm zeg ik maar even niets.



Ik til haar dwars als een baby, zodat haar arm niet belast wordt. We gaan naar binnen en ik breng de boodschap subiel over aan B. "De arm ziet er niet uit zoals gebruikelijk, ik denk dat we even naar het ziekenhuis moeten rijden." Onopvallend wijs ik naar de knik in haar onderarm. B ziet het ook en is het met me eens. Ik wil nog vragen of we eerst even moeten bellen met het ziekenhuis, maar op de gang horen we E huilen.

Ze huilt terwijl ze aan komt lopen en wil direct haar verhaal kwijt. "E, je moet even wachten. Dit is belangrijk, we moeten naar het ziekenhuis en papa en mama moeten daar even afspraken over maken." De paniek en onrust wordt nog groter. Ze heeft zelf iets héél belangrijks te vertellen. Terwijl B wegloopt luister ik gauw naar het verhaal van E. Toen ze naar huis liep reed een buurjongetje bijna over haar tenen verteld ze. Omdat E is geschrokken vindt ze dat nu even het allerbelangrijkst. Eigenlijk wil ze dat het over haar verhaal gaat en wil ze zelf op schoot zitten. Maar we vinden het verstandiger dat ze even afstand houdt van S.

B legt dan duidelijk uit dat de arm van S nu het belangrijkst is. E is gepikeerd, maar slikt het. Terwijl ik me bezig houd met het in de auto zetten van de meisjes, denkt B aan de praktische zaken zoals een identiteitskaart meenemen en de kipfilet in de koelkast zetten. Dan gaan we op pad.
We gingen zo lekker met het plannen en invullen van dagen. Nu komt het aan op impoviseren. Gelukkig is B op momenten als deze op zijn sterkst. Dit is één van zijn kwaliteiten waar ik erg blij mee ben. Als er serieus iets ernstigs gebeurd dan schakelt hij om en kan hij alles laten liggen om te doen wat nodig is.

In de auto probeer ik de situatie aan de meisjes uit te leggen. Het woord 'gebroken' wil ik op dat moment nog liever niet in de mond nemen, maar ik merk dat ze geen flauw benul hebben waarom we bij andere valpartijen de boel sussen met een pleister en vandaag ineens naar het ziekenhuis rijden.
S houdt zich stoer. Op wat zachte snikjes na is ze stil. Haar arm hangt bewegingloos bij haar op schoot en haar vingers beweegt ze niet.

De uren die in het ziekenhuis volgen worden ingevuld met heel veel wachten. En dat in combinatie met heel veel onduidelijkheid. We zijn prima geholpen en S kijkt erop terug alsof het een pretpark was, maar vanuit het oogpunt van Asperger was het een ware uitdaging. B ging hier enorm goed mee om. Hij kon zichzelf goed redden -ja natuurlijk was er achteraf tijd nodig om bij te komen, maar dat is logisch- en nam E nog tussendoor op sleeptouw naar de automaat met chocola.

E mocht als eerst versieren
E heeft het er sommige momenten moeilijk mee. Bij de eerste wachtkamer heeft ze nog duplo. Bij een andere wachtkamer een touwtje waar een houten blokje aan zit. Ze loopt ermee door de gang en noemt het een bootje. Later moeten we wachten in een heel klein hokje, achter een gordijn. E staat tegen de muur. Ze mag niet bij S -en mij- in de buurt komen. We kennen haar wiebelen en omvallen. Tegen B aanleunen mag ook niet. Deze hele onderneming kost al energie genoeg. Extra prikkels erbij zou echt teveel zijn. Ook op haar plek mag ze niet wiebelen, springen of dansen. Daarbij moet ze wachten zonder te weten hoe lang en zonder speelgoed. Ik baal dat ik niet even een schriftje met pen heb meegenomen. We wachten nog wat langer. Dan begint E met hoog gepiep te snikken. "Nu vind ik het niet leuk meer." Het heeft bijna iets komisch. Alsof wij er allemaal voor ons plezier zijn. Ondertussen hangt S als een tam marmotje tegen mij aan.

En al die tijd houdt S zich stoer. Verschillende artsen knijpen in haar vingers, pols en arm. Iedereen vraagt hoe het gekomen is. S gaat met de arm op de röntgenfoto en tot slot in het gips. Tussendoor wordt er nog even contact gelegd met de chirurg of de arm gezet moet worden, maar dat is niet nodig.

Dan rijden we weer terug naar huis. Achterin twee vrolijke meisjes. S is zo trots als een pauw op haar gebroken arm en op het gips. Ze is gelukkig, want ze heeft een ling (ring) gekregen van de eerste dokter en na het gips kregen E en S ook allebei een kadootje. Terwijl de gipsarm keurig in een mitella hangt houdt haar andere arm met trots een diploma vast.

Het is half acht. Ik sta in de keuken en snijd met ons scherpste mes de kipfilet in stukjes. We eten wraps. Ik heb ze al gebakken, dus ik hoef alleen nog de vulling te bereiden. B laat de hond uit en de meisjes zitten nu in de kamer. We pakken de draad gewoon weer op.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten